Vandaag in de Telegraaf: diabetes door te schoon leven. In wetenschappelijk tijdschrift Cell is een artikel gepubliceerd van door Breakthrough T1D gefinancierd onderzoek. Het onderzoek toont aan dat de hygiëne hypothese klopt. Deze hypothese stelt dat hoe minder een kind op jonge leeftijd wordt blootgesteld aan bacteriën en virussen, hoe groter de kans op auto-immuunziekten zoals Type 1 Diabetes.
Het onderzoek is uitgevoerd door een grote groep wetenschappers uit Finland, Estland, Rusland en de VS. Zij tonen aan dat specifieke variaties in de bacteriën in de darm bijdragen aan auto-immuun ziekte, in het bijzonder de ontwikkeling van T1D. Het onderzoek stond onder leiding van Dr Ramnik Xavier en ontving onder meer subsidie van Breakthrough T1D, een wereldwijd actieve organisatie die onderzoek ondersteunt om uiteindelijk T1D de wereld uit te helpen. Breakthrough T1D heeft een programma gericht op preventie.
De basis van het onderzoek ligt bij de hygiëne hypothese. Volgens de hygiëne hypothese kan de toename in auto-immuun ziekten in de westerse wereld mogelijk toegeschreven worden aan de veranderingen waarop kinderen in hun eerste jaren worden blootgesteld aan micro-organismes zoals bacteriën en virussen. De veranderde blootstelling zou dan leiden tot een andere ontwikkeling van het immuun systeem wat meer auto-immuun ziekte zou veroorzaken. Steeds meer onderzoek bevestigt inderdaad dat er een verband is tussen de bacteriële samenstelling van het maagdarmstelsel en de ontwikkeling van bepaalde ziekten, waaronder de auto-immuun ziekte Type 1 Diabetes (T1D).
De onderzoekers volgden drie groepen kinderen van de geboorte tot hun derde verjaardag. De kinderen kwamen uit Finland, Estland en Karelië, een deel van Rusland. T1D komt in Finland 5 tot 6 keer meer voor dan in Karelië. In Estland loopt het percentage T1D parallel aan de economische ontwikkeling in dat land, van een niveau dat eerst vergelijkbaar was met Karelië tot nu een niveau vergelijkbaar met Finland.
Uit een groep van ongeveer 1000 kinderen werden 222 kinderen geselecteerd die op basis van genetische achtergrond een gelijke kans zouden hebben op het ontwikkelen van een auto-immuun ziekte. Ook werd bij de selectie rekening gehouden met factoren zoals borstvoeding, wijze waarop de kinderen geboren waren, en gebruik van antibiotica. De onderzoekers verzamelden ontlasting en bepaalden de samenstelling. Bij de ontwikkeling van de darmflora in de eerste drie jaren doen zich opmerkelijke verschillen voor: in Finse en Estse kinderen waren Bacteroides stammen dominant aanwezig, terwijl die bij de Russische kinderen veel minder werden aangetroffen. Bacteriën produceren lipopolysaccharides (LPS) die per bacteriesoort verschillend zijn. Het is bekend dat LPS betrokken zijn bij het immuunsysteem. In deze studie zijn LPS geïsoleerd en is aangetoond dat de LPS van Bacteroides verschilt van de LPS van E. coli, een andere darmbacterie. Bij Russische kinderen zijn bijna alleen maar LPS van E. coli aangetoond. Het onderzoek liet ook zien dat de LPS van E. coli in muizen het ontstaan van een auto-immuun ziekte kan remmen, maar dat LPS van een Bacteroides stam dat niet deed. Hoewel het muizenimmuunsysteem anders is dan het menselijke versterken deze resultaten de hypothese dat de ontwikkeling van de darmflora in jonge kinderen van belang is voor het ontwikkelen van auto-immuun ziekten. De moeder is hier natuurlijk ook bij betrokken: in vaginale geboortes zijn de meeste bacteriën in de darm van de pasgeborene afkomstig van de darmflora van de moeder en analyse van navelstrengbloed liet zien dat het kind waarschijnlijk al voor de geboorte in aanraking kwam met LPS.
De effecten van de hygiëne hypothese worden waarschijnlijk bereikt door meerdere mechanismes die in de omgeving aanwezig zijn. Het betreft waarschijnlijk immuun reacties tegen verschillende bacteriën, virussen en parasieten. Deze studie laat een potentieel belangrijke factor zien, namelijk de betrokkenheid bij het immuunsysteem van specifieke bacteriestammen en moleculen in de darmflora van jonge kinderen.
Onderzoek naar darmflora is een focus gebied van Breakthrough T1D’s preventie programma, omdat kennis van specifieke elementen die kunnen beschermen tegen T1D of juist een stimulans zijn, kan helpen bij het ontwikkelen van strategieën om de ziekte te voorkomen. Men kan dan bijvoorbeeld denken aan specifieke probiotica of andere therapieën die gericht zijn op het voorkomen van T1D. Dit zou aanzienlijk kunnen bijdragen aan het werk van Breakthrough T1D om T1D te genezen, te voorkomen of beter te behandelen.
Noot voor de pers: journalisten kunnen contact opnemen met Philip van Lookeren Campagne, directeur van Breakthrough T1D Nederland, via pvanlookeren@jdrf.nl of 06 -156 908 76.
Wil jij op de hoogte blijven van onderzoek? Meld je aan voor onze maandelijkse nieuwsbrief!
Wij waarderen uw privacy. Wanneer u Breakthrought1d.nl bezoekt, gebruiken we cookies om uw site-ervaring te verbeteren en ons verkeer te analyseren. U kunt hier meer over lezen in onze Privacyverklaring. privacyverklaring