Veel mensen met T1D gebruiken een insulinepomp. Het grote voordeel van pomptherapie is dat er een basaalschema wordt ingevoerd, vergelijkbaar met langwerkende insuline. Dit zorgt ervoor dat iemand gedurende de dag steeds kleine beetje insuline krijgt, die nodig zijn om de bloedglucosewaarden stabiel te houden. Voor de maaltijden moet er ‘gebolust’ worden. Dat houdt in dat er een extra hoeveelheid insuline moet worden afgegeven die past bij wat je gaat eten.
Hoe weet je nou hoeveel insuline je nodig hebt voor een bepaald aantal koolhydraten? Dat is namelijk niet bij iedereen hetzelfde en zelfs gedurende de dag kunnen daar soms grote verschillen in zitten. Dit is bijvoorbeeld afhankelijk van de snelheid van het metabolisme. Het kan zijn dat iemand ’s middags relatief meer insuline moet gebruiken dan bijvoorbeeld ’s avonds. Of andersom. Ook een griepje of stress kan de boel al aardig in de war sturen.
Hoe deze instellingen zitten, is dus per persoon verschillend. Het diabetesteam, waarin vaak op z’n minst een internist, diabetesverpleegkundige en diëtist zitten, kijkt mee bij het instellen van de juiste dosering. Je kan ook niet maar zo een insulinepomp gaan gebruiken: hier krijg je vaak een uitgebreide instructie voor.