Sommige mensen denken dat je met een insulinepomp en een sensor nooit meer een probleem hebt. Gaat alles niet automatisch? Nee, is het kortste antwoord. Een insulinepomp en glucosesensor regelen niet alles automatisch. Een insulinepomp moet bediend worden en een glucosesensor uitgelezen. Kortom: je hebt je verstand er altijd bij nodig. Daarnaast zijn het technische apparaten en die vertonen weleens mankementen. Je mag nooit 100% afgaan op de technologie. Denk je bijvoorbeeld dat je bloedsuiker te laag is, maar geeft je sensor niets aan: dan is het toch slim je waarde even handmatig te meten.
Pompproblemen
Een pompje doet wat hem gezegd wordt. Dat betekent dat je altijd zelf verantwoordelijk bent voor de instellingen. Zelfs bij de nieuwste pompen, waarbij het systeem wel actie onderneemt op basis van sensorwaardes, kan je niet volledig afgaan op de technologie. Ook bij zo’n gesloten systeem, moet je een oogje in het zeil houden om op tijd in te grijpen bij een te hoge of lage waarde.
Wat er dan zoal mis kan gaan met de technologie? Hoewel sensoren steeds betrouwbaarder worden, meten ze nooit zonder fouten. Ook bij de beste systemen sluipen er weleens foutjes in. Bij een insulinepomp kunnen ook dit soort technische problemen optreden, waardoor je bijvoorbeeld niet de juiste hoeveelheid insuline krijgt. Zowel de sensor als de insulinepomp zijn aangesloten op het lichaam, maar soms is er iets misgegaan bij het plaatsen van de sensor of het infuusje: ook dan kan het zijn dat de insuline niet goed doorkomt.
Conclusie
Vaak werken de systemen heel goed, maar er kunnen ook wat problemen zijn zo nu en dan. Dat maakt ook dat het leven met type 1 diabetes niet plots vanzelf gaat als je een insulinepomp en/of sensor gebruikt: je zal altijd goed op jezelf en je gezondheid moeten letten.