Wereldwijd loopt er onderzoek naar verschillende behandelingen om de auto-immuunrespons bij T1D tegen te gaan. In dit artikel vertellen we er meer over.

De behandeling van type 1 diabetes is vooral gericht op het aanvullen van het tekort aan insuline. Dat tekort ontstaat doordat de bètacellen in de alvleesklier die insuline aanmaken, worden aangevallen door het eigen immuunsysteem. Het doel van de behandeling is om de bloedsuikerspiegel zo goed mogelijk onder controle te houden en daarmee de gevolgen van de ziekte te beperken. Toch richten deze therapieën zich alleen op de gevolgen van de ziekte: een verminderde insulineproductie. Ze doen niets aan de achterliggende oorzaak – de reactie van het afweersysteem waarbij de eigen insulineproducerende bètacellen worden aangevallen.

Wetenschappers ontwikkelen daarom behandelingen om de auto-immuunrespons af te remmen of zelfs helemaal te stoppen. De afname van insulineproductie door de aanval op de bètacellen is een langdurig proces. Als er op het moment van de behandeling nog actieve bètacellen zijn, kan immuuntherapie helpen om die cellen langer te behouden – soms zelfs permanent.

In het ideale geval krijgt iemand deze behandeling nog vóór de eerste symptomen van type 1 diabetes. In dit voorstadium is weliswaar al een deel van de bètacellen vernietigd, maar zijn er nog genoeg over om zelf voldoende eigen insuline te produceren. Toch kan de behandeling ook later zinvol zijn, als mensen al externe insuline nodig hebben. In de eerste periode na de diagnose is het lichaam niet meer in staat voldoende insuline aan te maken, maar zijn er vaak nog wel bètacellen actief. Door de aanval van het afweersysteem af te remmen, kunnen deze cellen langer blijven helpen bij de regulatie van de bloedsuikerspiegel.

Hoe meer cellen er nog over zijn, hoe stabieler de bloedsuikerspiegel. Dat verkleint de kans op complicaties. Maar zelfs als iemand helemaal geen werkende bètacellen meer heeft, kunnen behandelingen tegen de auto-immuunrespons nog nuttig zijn. Bij transplantatie van bètacellen is het bijvoorbeeld belangrijk dat het immuunsysteem de nieuwe, gedoneerde cellen met rust laat.

Er wordt wereldwijd onderzoek gedaan naar verschillende behandelingen om de auto-immuunrespons tegen te gaan. De werking van het immuunsysteem is namelijk een complex samenspel van processen, en elke behandeling beïnvloedt een ander radertje in dat grote geheel. Omdat type 1 diabetes zich bij iedereen anders ontwikkelt, is het belangrijk om mensen te kunnen behandelen met de therapie die het beste bij hun specifieke situatie past.

In de Verenigde Staten is sinds 2022 het medicijn teplizumab goedgekeurd. Dit middel, ontwikkeld onder meer dankzij ondersteuning vanuit Breakthrough T1D, kan het ontstaan van symptomen van type 1 diabetes tot twee jaar uitstellen. Daarnaast worden er op dit moment meerdere nieuwe behandelingen getest op mensen met type 1 diabetes. Zo doen ziekenhuizen in verschillende landen, waaronder Nederland, mee aan het onderzoek Diagnode-3. Zie voor deelname diagnode-3.com. Daarbij wordt een medicijn getest dat het immuunsysteem moet leren om het eiwit GAD, dat voorkomt in de bètacellen en bij type 1 vaak wordt aangevallen, met rust te laten.

In de Verenigde Staten start binnenkort ook een onderzoek naar CNP-103. Deze behandeling is erop gericht om het immuunsysteem te leren dat er naast GAD nog drie andere eiwitten onschadelijk zijn. Bijna iedereen met type 1 diabetes heeft een afweerreactie tegen ten minste één van deze eiwitten. Daarom zouden veel mensen baat kunnen hebben bij deze behandeling. Onderzoekers kijken niet alleen naar nieuwe medicijnen, maar ook naar bestaande middelen die al bij andere aandoeningen worden voorgeschreven. Zo lijkt denosumab, een medicijn dat helpt tegen botontkalking, de gezondheid van bètacellen ten goede te komen. Op dit moment wordt onderzocht of dit medicijn ook mensen met type 1 diabetes kan helpen.

Er zijn dus veel ontwikkelingen om type 1 diabetes bij de kern aan te pakken. Niet elk middel zal alle testen op veiligheid en effectiviteit doorstaan, maar de kans is groot dat een aantal van deze behandelingen de eindstreep wel zal halen. Die zouden dan uiteindelijk kunnen helpen bij het vertragen van de ontwikkeling van type 1 diabetes, of deze misschien zelfs helemaal stoppen.