
Van 15 tot 19 september kwamen wetenschappers in Wenen bijeen voor de EASD, de grootste Europese diabetesconferentie. Daar werden de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van T1D-onderzoek besproken. Hieronder volgt een greep uit de hoogtepunten.
Bescherming van bètacellen
Antithymocytenglobuline (ATG), een immuunonderdrukker die gebruikt wordt bij orgaantransplantaties, blijkt al in lage dosering de bètacelfunctie te behouden, met minder bijwerkingen. Daarnaast kan het medicijn baricitinib, dat onder meer wordt gebruikt bij reumatoïde artritis, de ontwikkeling van T1D vertragen. In tegenstelling tot andere medicijnen die de bètacellen beschermen wordt dit niet geïnjecteerd, maar oraal ingenomen. Omdat beide medicijnen al gebruikt worden voor andere aandoeningen, kunnen ze makkelijker en sneller voor mensen met T1D beschikbaar komen.
Celtherapieën
Celtherapieën zijn behandelingen waarbij mensen met T1D nieuwe bètacellen krijgen, zodat ze weer zelf insuline kunnen aanmaken. Op dit moment worden er meerdere celtherapieën onderzocht, en er staan ook meerdere onderzoeken klaar om het komende jaar van start te gaan.
- Het onderzoek naar zimislecel (Vertex), waarbij bètacellen gemaakt uit stamcellen worden geïmplanteerd, wordt uitgebreid met meer deelnemers. De eerste resultaten waren succesvol: 10 van de 12 deelnemers zijn na een jaar nog steeds insulineonafhankelijk.
- Recent is er een onderzoek gestart naar het effect van nieuwe bètacellen die uit volwassen cellen worden gemaakt.
- Om de nieuwe cellen te beschermen tegen het immuunsysteem, werken onderzoekers aan manieren om de cellen in te kapselen. Deze methodes zullen de komende jaren bij mensen worden getest.
- Wetenschappers onderzoeken hoe de nieuwe bètacellen gezond kunnen blijven, bijvoorbeeld door witte bloedcellen die kunnen zorgen voor een netwerk van vaten dat de nieuwe cellen van voldoende zuurstof en voedingsstoffen kan voorzien.
Nieuwe vormen van insuline
Insuline die je slikt in plaats van spuit, liet in verschillende diermodellen een effect zien op de bloedsuikerspiegel, met een laag risico op hypo’s. De eerste testen met mensen starten volgend jaar.
Daarnaast wordt er onderzoek gedaan naar insuline die reageert op de hoeveelheid glucose in het bloed. Deze zogeheten slimme insuline wordt onder de huid opgeslagen in kleine reservoirs, die oplossen in de aanwezigheid van glucose. Hierdoor komt de insuline vrij voor gebruik bij een hogere bloedsuikerspiegel. Deze insuline heeft een werkingsduur van meerdere dagen, waardoor de kans op hypo’s groter is. Op dit moment wordt de werkingsduur verkort tot een dag.
Continue ketonenmeters
Continue ketonenmeters (CKM’s), die constant de hoeveelheid ketonen in het bloed meten, zijn volop in ontwikkeling. Ketonen ontstaan bij een te hoge bloedsuiker, en kunnen leiden tot levensgevaarlijke verzuring van het bloed – diabetische ketoacidose. Door constante metingen kan tijdig worden ingegrepen. Abbott heeft aangegeven continue ketonenmeters in de nieuwe versie van hun continue glucosemeters te willen integreren.
Complicaties
De cholesterolverlager fenofibraat laat veelbelovende resultaten zien bij het afremmen van de oogziekte diabetische retinopathie. Vervolgonderzoek is in volle gang.
Een langdurig hoge bloedsuiker (HbA1c) of lipiden (zoals cholesterol) vergroten het risico op hart- en vaatziekten. Zelfs als maar één van de twee langdurig te hoog is, neemt dat risico al toe. Daarom is het cruciaal om beide waarden goed onder controle te houden.
Zie voor meer informatie:
- Six key things to take from this year’s European Association for the Study of Diabetes (EASD) conference
- Research updates from ESAD 2025